40
‘Je hebt me behoorlijk laten schrikken,’ zegt Denise. ‘Ik dacht dat er iets met je moeder was gebeurd.’
Irma heeft geen zin in verwijten. ‘Als je liever weer weggaat…’
‘Doe niet zo raar, ik mag toch wel geschrokken zijn? Je was in paniek, dat heb ik nog nooit meegemaakt. Maar het gaat dus niet om je moeder. Wat is er aan de hand?’
Irma heeft er nu al spijt van dat ze Denise heeft gebeld. Ze deed het in een opwelling en ze had beter moeten nadenken. Toch wil ze op dit moment liever niet alleen in huis zijn. ‘We nemen eerst iets te drinken,’ beslist ze.
‘En daarna ga je me vertellen wat er is gebeurd.’ Denise staat op. ‘Ik ga iets inschenken en jij blijft zitten. Nemen we wijn? Ja, dat doen we. Heb je iets openstaan?’
Irma merkt dat ze het fijn vindt dat er even iemand voor haar zorgt. Als Denise na een paar minuten weer tegenover haar zit, besluit ze om toch maar te praten. Alles is beter dan de dreiging die in haar huis rondsluipt te moeten voelen of de confrontatie met haar eigen angst te moeten aangaan. ‘Weet je nog dat ik werd gebeld en zo schrok?’ begint ze.
Ze vertelt de gekuiste versie van het verhaal en ook al zit er in haar achterhoofd wel degelijk iets wat te maken heeft met twijfel, ze wil praten. De geschiedenis van Wouter is een explosief geworden dat op ontploffen staat. Praten kan de explosie verhinderen. Maar ze moet uitkijken wat ze zegt. Denise is erg geïnteresseerd en zal alle details willen weten. Het moet erop neerkomen dat Irma zo geschrokken is omdat de stem van degene die haar telefonisch lastigvalt heel erg lijkt op de stem van haar eerste grote liefde.
‘Maar daar hoef je toch niet zo overstuur van te raken?’ Denise kijkt Irma aan met een peinzende blik in haar ogen. ‘Er is meer aan de hand. Komt het alleen doordat zijn stem bekend klinkt? Wat is er eigenlijk gebeurd met die eerste grote liefde? Is dat de man van zeven jaar geleden? Je hebt daar nog nooit iets over verteld.’
‘Deze man kende ik veertien jaar geleden.’
‘Veertien jaar geleden? Je gaat me toch niet vertellen dat je consequent elke zeven jaar een nieuwe man neemt?’
‘Ik neem niet, ik kom ze tegen. En ik verlies ze vanzelf.’
‘Maar daar praat je dus nooit over.’
‘Ik praat er nu over. Ik heb het dus nu over mijn eerste liefde, Wouter. Hij is met een ander getrouwd en daarna uit mijn gezichtsveld verdwenen.’
‘Nooit contact meer gehad?’
‘Nee. Ik was er helemaal klaar mee.’
‘Toch gebeurt er iets met je op het moment dat je een stem hoort die op die van hem lijkt.’
Irma zucht diep. ‘Dat realiseer ik me ook wel.’ Ze wil even nadenken over wat ze verder gaat zeggen en neemt een slok wijn. ‘Soms zijn herinneringen tamelijk opdringerig. Heb jij daar nooit last van?’
‘Over welke opdringerige herinneringen gaat het, Irma?’
‘Over de herinneringen aan mijn vader.’
Het is goed om over haar vader te praten. Denise zegt weinig en luistert op een manier die Irma ruimte geeft om te vertellen wat ze kwijt wil. Ze is weer op zee, beschrijft de cruise die ze maakten. Het schip, de luxe, de kleine stad op het water. De vele vreemde mensen die er wel waren, maar nauwelijks door haar werden opgemerkt omdat ze samen was met haar vader en moeder. En de stoorzender die later de minnaar van haar vader bleek te zijn.
Denise is geschokt. ‘Dat wist ik niet. Verdorie, Irma, we kennen elkaar al een paar jaar en daar heb je me nog nooit iets over verteld. Ik dacht dat je vader er gewoon met een andere vrouw vandoor was gegaan.’
‘Wat je maar gewoon noemt.’
‘Dat vind ik in ieder geval gewoner dan met een andere man. Heb je eigenlijk ooit nog contact met hem gehad? Hij moet toch ergens zijn?’
‘Ik wil hem nooit meer zien.’
‘Maar je hebt wel al die herinneringen en ze vallen je lastig nu je een stem meent te herkennen die belangrijk voor je is geweest. Dat is volgens mij een casus waar een psycholoog graag zijn tanden in zou zetten.’
‘Het gaat vanzelf weer over. Ik heb wel vaker periodes gehad waarin de herinneringen aan mijn vader een grote rol speelden en dat ging voorbij. Hoe langer het geleden is, des te meer vervagen de beelden. Ik zeg nu vaak tegen mezelf dat ik zeven mooie jaren heb gehad met hem en het daarna ophield. Meer zat er niet in.’
‘Het klinkt alsof je het accepteert.’
‘“Accepteren” is niet het juiste woord.’
Gelukkig vraagt Denise niet wat dan wel het juiste woord is.
Het onaangename gevoel over de stem is minder geworden. Irma had nooit kunnen bedenken dat praten over haar vader een soort medicijn zou kunnen zijn. Ze voelt zich weer rustig en ze vraagt zich af op welke manier ze Denise duidelijk kan maken dat ze naar huis moet gaan. Ze gaapt en slaat haar hand tegen haar mond. ‘Ik denk dat het tijd wordt om te gaan slapen.’
‘Wil je dat ik vannacht hier blijf?’
‘Dat hoeft niet, ik red het wel. Dank je dat je wilde komen en naar me wilde luisteren.’
‘Maar wat doe je met die vent die je steeds belt?’
‘Ik heb een afspraak met hem gemaakt voor zondagavond.’
‘Wát zeg je? Dat meen je toch niet?’
‘We hebben afgesproken in Het Roer Om. Daar zitten meer mensen, dus dat is veilig. Ik ben echt niet van plan om er een date van te maken. Het enige wat ik hem te melden heb is dat ik wil dat hij me met rust laat.’ Ze zegt het zo achteloos mogelijk.
Denise schudt driftig haar hoofd. ‘Ik vind dat een slecht idee. Je wordt als het ware telefonisch gestalkt, dus je moet aangifte doen.’
‘Ik doe aangifte als ik weet tegen wie ik dat moet doen en als hij me na zondagavond toch lastig blijft vallen.’
‘Dat beloof je plechtig?’
Irma moet lachen om het serieuze gezicht van haar vriendin. ‘Dat beloof ik superplechtig.’
Denise blijft ernstig. ‘Dit idee staat me niet aan,’ zegt ze.
Als de auto van Denise is weggereden, loopt Irma nog even de achtertuin in. De nacht is koel, maar minder fris dan eerder op de avond. Ergens in de verte kwaken kikkers.
Ze staat stil bij het wilde bloemenperk. De bladeren van de digitalis hangen een beetje slap. Ze vult de gieter met water en besproeit de aarde.